Schouwen-Duiveland kort na de Watersnoodramp.
Weinig dorpen bleven veilig. De kracht van het water sloeg soms hele huizen weg.
De Watersnoodramp van 1 februari 1953 was een verschrikkelijke gebeurtenis met grote gevolgen. 1836 mensen en tienduizenden dieren verdronken. Ongeveer 72.000 bewoners van het rampgebied moesten voor lange tijd hun thuis verlaten. Daarnaast was de schade aan hun huizen en de landbouwgrond enorm. De wederopbouw duurde jaren. De angst, de pijn en het verdriet duren nog steeds.
Weinig dorpen bleven veilig. De kracht van het water sloeg soms hele huizen weg.
Direct na de Ramp moesten mensen weg uit het rampgebied. Vaak gingen ze naar veiligere plaatsen zoals Rotterdam. Soldaten hielpen bij deze evacuatie. Ook speelden zij een grote rol bij het redden van mensen uit de overstroomde gebieden.
Na maanden staat het water vaak nog even hoog als op de dag van de Rampnacht. Mensen zoeken nog steeds naar slachtoffers en dieren. Spullen die nuttig kunnen zijn, worden zoveel mogelijk uit het water gehaald.
Uiteindelijk konden de slachtoffers terug naar het rampgebied. Daar bouwden ze hun huizen en de doorgebroken dijken opnieuw op. Ook zorgden ze dat de landbouwgrond weer vruchtbaar werd.
Om nog zo’n ramp als de Watersnoodramp te voorkomen, bouwde Nederland de Deltawerken. Maar waren daarmee ook alle verdriet en angst opgelost? En betekent dit dat we het water nu de baas zijn?