Niet ebben, niet vloeien
Het is zaterdag 31 januari 1953. Het water staat hoog en er wordt gewaarschuwd voor slecht weer. Toch maken de meeste mensen zich niet zo druk. Als de eb niet komt, valt de vloed daarna meestal ook mee...
Storm op komst
Een storm trekt richting de trechtervorm van de Noordzee. Het water wordt vanuit het noordwesten opgestuwd en kan nergens anders meer heen. Het is 3 uur 's nachts, van zaterdag op zondag, als de eerste dijken breken.

Geen uitweg
Mensen vluchten voor hun leven. Ze kunnen alleen omhoog, het dak op. Ondertussen horen ze het lawaai van de storm en bange dieren.

Als het licht wordt, wordt de schade van de Ramp zichtbaar. De eerste kleine reddingsacties komen op gang. Met bootjes halen vissers en andere burgers mensen uit hun huizen.

Mensen kunnen nergens heen. Ze klampen zich aan elkaar vast op dijken, daken of zolders. Wie weggespoeld is, probeert zich vast te houden aan een heg of boom. Als ze geluk hebben, halen ze de volgende dag.
Tweede vloed
Het water daalt, maar staat op zondagmiddag nog steeds bijzonder hoog. Later die dag keert het water langzaam terug.
Hoe hoog stond het water op z'n hoogst?

Overgeleverd aan de zee
Daken komen los en drijven rond. Sommige mensen drijven op wrakhout door de gaten in de dijken. Op zee kunnen ze alleen maar wachten op hulp. Het is winter en ijskoud. Sommigen overleven dit niet.

Al deze tijd heeft de rest van Nederland geen idee. Niet iedereen heeft een radio en op zondag verschijnt er geen krant. Niemand weet wat ze moeten doen. De gevolgen zijn enorm.
Vreselijke feiten
Verdronken:
1.836 mensen
47.000 koeien en varkens
140.000 kippen
96 grote dijken doorgebroken
200.000 hectare overstroomd
46.300 gebouwen beschadigd