Deltaplan


De speciaal voor de ontwikkeling van het plan in 1953 ingestelde Deltacommissie presenteert nog hetzelfde jaar het Deltaplan. Het is één van de meest revolutionaire waterbouwkundige projecten ter wereld. Een project met maar één doel: ervoor zorgen dat een ramp zoals die zich in 1953 voltrokken heeft nooit meer kan gebeuren. Eén van de belangrijkste onderdelen is het met 700 kilometer inkorten van de kustlijn. Dit onder het motto: ‘Hoe korter de kust, hoe gemakkelijker de verdediging.’
Om dat doel te bereiken stelt de Deltacommissie voor de zeearmen in het deltagebied volledig af te sluiten en alle zeeweringen op ‘Deltahoogte’ te brengen. Uitgangspunt daarbij is een waterstand van vijf meter boven NAP bij Hoek van Holland. De Deltacommissie becijfert dat door het uitvoeren van deze maatregelen de kans op een overstroming uitkomt op eens in de 4000 jaar in het deltagebied en het noorden, en eens in de 10.000 jaar voor de Randstad.

Waterbeheersing
Het Deltaplan biedt niet alleen veiligheid maar brengt ook betere waterbeheersing. Daardoor kan de verzilting van landbouwgrond beperkt worden en zijn zoetwaterbekkens voor de landbouw mogelijk. Door de Deltawerken ontstaan nieuwe recreatiegebieden als het Veerse Meer. Dankzij de Delta-dammen zijn de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden een stuk beter bereikbaar en dat betekent een enorme stimulans voor recreatie en toerisme.
De Deltawerken zijn ook een forse impuls voor de werkgelegenheid. Jarenlang werken tienduizenden mensen bij de Deltawerken. Voor de Nederlandse waterbouwers is het Deltaplan een enorme opdracht. Ze kunnen niet terugvallen op ervaring en bestaande technieken. Daarom wordt gekozen voor bouwen van klein naar groot, van gemakkelijk naar moeilijk.

Speciale machines
Nieuwe technische ontwikkelingen kunnen gaandeweg uitgeprobeerd en verder ontwikkeld worden. Prefabricage komt in zwang en er worden nieuwe speciale machines ontwikkeld. Naast de gewone caissons verschijnen er in 1961 doorlaatcaissons. Voor het afsluiten van grote sluitgaten wordt een kabelbaan met gondel bedacht.
Kunststoffen doen begin jaren zeventig hun intrede bij bodembescherming en dijkbekleding. Waterloopkundige studies worden steeds verfijnder door laboratoriumonderzoek. De computer raakt ingeburgerd en meettechnieken en weersvoorspellingen worden steeds nauwkeuriger.
Als eerste wordt de stormvloedkering in de Hollandsche IJssel gebouwd (1954-1958). Daarna volgen Zandkreekdam (1957-1960), Veerse Gatdam (1958-1961), Grevelingendam (1958-1965), Volkerakdam (1955-1977), Haringvlietdam (1956-1972) en de Brouwersdam (1963-1972).
Om het waterpeil in de Oosterschelde te verhogen ten behoeve van de oesterteelt wordt de zeearm opgedeeld in beheersbare hoeveelheden (compartimenten). Dat wordt gedaan met compartimenteringsdammen: Philipsdam (1967-1987), Oesterdam (1977-1988), Markiezaatskade (1980-1983) en Bathse Spuikanaal en Spuisluis (1980-1987)

Opening Stormvloedkering prinses Beatrix
Opening Stormvloedkering prinses Beatrix

Oosterschelde Open
De bouw van één van de meest innovatieve onderdelen van de Deltawerken, de bouw van de stormvloedkering in de Oosterschelde, begint in 1967. Na felle protesten van vissers en natuurbeschermers – strijdkreet: Oosterschelde Open (OSO) – wordt in 1974 besloten af te zien van het plan om de zeearm compleet af te dammen. Om het getij in de Oosterschelde zoveel mogelijk te behouden wordt gekozen voor een kering met 62 openingen van 40 meter breed. Bij verwacht extreem hoog water kunnen die openingen met zware hydraulische schuiven worden afgesloten om het achterland te beschermen.
Op 4 oktober 1986 wordt de Oosterscheldekering (kosten 2.5 miljard Euro) officieel geopend door koningin Beatrix. Tegelijkertijd wordt – nadat eerder al 135 kilometer dijk en 25 kilometer duin zijn verstevigd – 140 kilometer dijk extra versterkt. Deze dijken zijn bestand tegen een superstorm die maar eens in de vijfhonderd jaar voorkomt.