Brouwersdam
De Brouwersdam is na de Oosterscheldekering het grootste Deltawerk.
De dam ligt in de voormalige zeearm Brouwershavense Gat, tussen Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland, en beschermt tegen hoogwater en krachtige golven vanuit zee. Er loopt ook een autoweg overheen.
De Brouwersdam in cijfers
- Gebouwd tussen 1962 en 1971
- 6,5 kilometer lang
- 12 meter hoog
- 240.000 betonblokken van 2500 kilo
- 12 caissons van 68 meter lang, 18 meter breed en ruim 16 meter hoog
- 2 landhoofdcaissons
- 3 sluizen van 195 meter lang
Ontstaan
Een van de belangrijkste doelen van het Deltaplan was het inkorten van de kustlijn, zodat Nederland minder (hoge) dijken hoefde te onderhouden. De Brouwersdam was een van de effectiefste manieren om dit te doen. Het zou ook meteen een goede oefening zijn voor de bouw van de nog ingewikkeldere Oosterscheldekering.
Om Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland te beschermen moest de dam zo ver mogelijk richting zee komen te liggen. Vanaf het puntje van Goeree-Overflakkee konden we gebruikmaken van de zandbank Kabbelaarsplaat en vanaf daar kon via de volgende zandplaat, Middelplaat, de oversteek naar Schouwen-Duiveland worden gemaakt. Dit traject was 20% tot 30% goedkoper dan de alternatieven en betekende voor het verkeer ook de kleinste afstand tussen de Oosterscheldekering en de Brouwersdam.
Er werd ook gekeken hoe de Brouwersdam zo goed mogelijk in het landschap zou passen. Halverwege de dam werd ruimte gemaakt voor stranden, een jachthaven en vakantiebungalows (nu bekend als Port Zélande). Tegenwoordig vindt op de dam jaarlijks Concert at Sea plaats met meer dan 40.000 bezoekers.
Bouw
Op 25 september 1962 gaf de overheid het startsein voor de bouw van de Brouwersdam. De eerste stap was het opspuiten van zand om van de Kabbelaarsplaat en de Middelplaat één zandbank te maken. Dit bruggenhoofd kon meteen als werkeiland dienen. Er bleven twee stroomgaten in de zeearm over, een noordelijke en een zuidelijke.
Voor het sluiten van het noordelijke gat, van Kabbelaarsplaat naar Goeree-Overflakkee, werden twaalf caissons gebruikt, plus nog twee ‘landhoofdcaissons’. Deze holle betonnen gevaartes ter grootte van een flatgebouw werden voor het eerst gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog. De geallieerden maakten hiermee een kunstmatige kade bij de invasiestranden in Normandië. Ze zijn later ook gebruikt bij de sluiting van de dijkgaten op Walcheren in 1945 en Ouwerkerk in 1953. Het Watersnoodmuseum is in zo’n caisson gevestigd!
De caissons in de Brouwersdam waren echter doorlaatcaissons, die tijdens de plaatsing op de bodem water door konden laten om niet weggevoerd te worden door de stroming. Toen alle caissons precies op de juiste plek lagen, werden de openingen tijdens doodtij, als de stroming minimaal is, met schuiven gesloten. Daarna vulden we de caissons op met zand en steen. Hiermee werd het noordelijke gat van de Brouwersdam gedicht.
Het zuidelijke gat, van de Middelplaat naar Schouwen, was te diep om met caissons te dichten. Hiervoor werd een kabelbaan opgezet met gondels waaruit we betonblokken van wel 2500 kilo in het water konden storten. Deze methode was al eerder op kleinere schaal toegepast bij de Grevelingendam. Voor de Brouwersdam waren 240.000 blokken nodig om een grove dam, een ‘damlichaam’, in zee te realiseren. De ruimte tussen de betonblokken werd opgevuld met zand, zodat er geen water meer door de dam heen kon stromen. In 1971 was de dam af en twee jaar later werd de autoweg over de dam geopend.
Brouwerssluis
De aanleg van de Brouwersdam had grote impact op de omliggende natuur. De Grevelingendam en Brouwersdam sloten het Grevelingenmeer af van de Noordzee. Na de sluiting van de Brouwersdam stond het water in de Grevelingen van de ene op de andere dag stil. Dit maakte het water brak, een mengeling van zoet en zout. Hierdoor verdwenen verschillende planten- en diersoorten uit het gebied. Kleine schelpdieren gingen binnen een paar dagen dood en planten die afhankelijk waren van zoutwater legden eveneens het loodje. Binnen een paar weken na de afsluiting dreven overal rottende planten en dieren.
Om de natuur te herstellen legde Rijkswaterstaat in 1978 de Brouwerssluis aan. De sluis bestaat uit twee betonnen kokers van elk 195 meter lang en een even lange vissluis. Het zeewater stroomt daardoor weer vrij het Grevelingenmeer in en uit, dat hierdoor met 11.000 hectare het grootste zoutwatermeer van West-Europa is geworden.
Langzaam komen planten en dieren weer terug in het gebied. Schollen kunnen weer ongehinderd vanuit de Grevelingen naar de Noordzee zwemmen en de oester, die leek te zijn uitgestorven, keerde terug. In de diepere lagen van het Grevelingenmeer is echter te weinig zuurstof voor het onderwaterleven. Daarom zijn er plannen om met openingen in de dam beperkte eb en vloed terug te brengen die het water verversen.
Op andere plekken in het Grevelingenmeer is de natuur veranderd, zoals op de grond die is drooggevallen door de beperkte getijden. Scholeksters verdwenen uit dat gebied en werden afgewisseld door kluten, strandplevieren, bontbekplevieren en dwergsterns. Nu is de Hompelvoet, een eiland in de Grevelingen, met 3000 broedparen een van de grootste broedplaatsen geworden voor grote sterns in het Deltagebied.