Ga direct naar: Hoofdinhoud
Loading...

Ooggegetuigenverslag

Ooggetuigenverslag

Een kleinzoon beschrijft in de ik-persoon wat hij, zijn opa, vader, moeder en zus zich herinnerden over het begin van de watersnoodramp. De in het ooggetuigenverslag genoemde personen woonden in het woonblok bestaande uit de drie woningen Meidoornstraat 2 (nieuw), 4 (nieuw) en 6 (nieuw) te Nieuwerkerk. 

Meidoornstraat 2 (nieuw) 
Op dit adres woonde het gezin bestaande uit de ik-persoon, Pa/Vader, Moeder en Zus. Op zondag 01-02-1953 was Opa, de vader van Pa, ’s morgens vroeg komen vertellen dat de dijken doorgebroken waren. Vanwege het wassende water kon hij daarna niet meer terug naar zijn eigen huis dat op het hoger gelegen deel van Nieuwerkerk lag. Bovendien logeerde op die dag een kandidaat dominee uit Amsterdam bij hen op het adres Meidoornstraat 2.

Meidoornstraat 4 (nieuw) 
Op dit adres woonden C.L. de Jonge en zijn zus Kuintje Johanna de Jonge (* 27-11-1885 te Vlissingen, † 01-02-1953 om 16.30 te Nieuwerkerk).

Meidoornstraat 6 (nieuw) 
Op dit adres woonde een gezin bestaande uit een vader, moeder en één dochter.

Zaterdag 31-01-1953 De dag voor de fatale RAMPNACHT.
Zaterdagavond zou bij ons een kandidaat predikant* komen logeren uit Amsterdam, om ’s zondags te preken en maandagmorgen weer terug. Het was eerst de bedoeling dat hij bij een boerenfamilie zou logeren, maar door omstandigheden liep dat anders. Achteraf voor hem gelukkig, want die Familie is verdronken.
* De predikantsplaats in Nieuwerkerk was toen vacant. Dat blijkt uit het Overzicht van bewoners van Nieuwerkerk op 1 februari 1953, op bladzijde 16 staat namelijk: Ooststraat 249 pastorie Gereformeerde Kerk (vacant). Bron: https://www.nieuwerkerk.org/wp-content/uploads/2020/12/Bewoners-1953.pdf blz. 16

Zondag 01-02-1953
Vroeg in de ochtend begon het echt! De hele nacht alsmaar die zware storm en het rammelen van de dakpannen in de gierende windvlagen, ’s morgens vroeg kwam Opa aan de deur met de mededeling “De dieken bin deurebrôke”
We waren al wakker en even later hoorden we met flarden het luiden van de klok, half tegen de wind in. Opa woonde in het hogere gedeelte van het Dorp, maar het was snel bekeken, dat hij niet meer terug kon. Ondanks de korte afstand naar zijn huis, was hij genoodzaakt bij ons te blijven en alle ellende mee te maken.

We zaten met z’n allen op de verdieping in onze woning. Zoals ik al schreef kon Opa niet meer terug naar het Dorp, zodat Oma daar alleen moest blijven met de poes en de kippen.

Dan steeg het water op twee treden na op de verdieping. Opa en Pa vinden dat er wat moet gebeuren, het wordt nu levensbedreigend! Nu nog één trede van de trap. Dan maar naar de vliering, het hoogste deel van het huis. Een stoel onder het luik en elkaar een kontje geven, dan kom je boven, zonder licht
omdat er geen dakraam is. Alleen kale balkjes zonder vloer, met wat schotten van een opgeborgen kinderledikantje.

Op de verdieping begint heel langzaam het water te stromen. Opa, Pa en ik, waren nog niet op de vliering. Ze wilden nog even kijken door de dakkapel aan de voorkant, dan kon je het toen nog droge hoge gedeelte van het dorp zien. Opa ziet aan de rechterkant een vrouw op een tuinbank met een kind op haar schoot. Ze komen vrijwel naar ons huis gedreven. Pa duwt het raam open en Opa zoekt naar een mogelijk reddingsmiddel. Helaas was er niet meer dan een gordijnroede. Door het raam hangend heeft ze de roede nog vastgepakt, maar door de snelheid van de stroming en de gladheid van de roede, lukte het niet.

Helaas is zij met haar baby tegen de gevel van een verderop gelegen woning omgeslagen en verdronken. Uit het raam was het kleine huisje te zien waar zij vandaan kwam. Ze was nog maar korte tijd weduwe. Een inwonende Grootvader stond bij het bovenraam met zijn handen omhoog de bijna instortende gevel vast te houden. Toen de laatste kinderen op een stuk drijfhout of iets anders waren gesprongen, offerde hij zich op toen het huis instortte en verdronk. Gelukkig is later gebleken dat de twee kinderen het overleefden. De plaats van dit drama heette “DE GROENE PIT”.

Nu dan direkt naar de vliering. Opa en Pa voelden zich absoluut niet veilig. Er was geen uitweg. Met inspanning van al zijn krachten stootte hij een gat in het toch nieuwe dakbeschot, zodat we eventueel naar buiten konden op de dakkapel. Wat een kracht moet je dan hebben om zoiets te doen. Het wordt nu echt alles of niets. Zij wisten natuurlijk al veel meer dan wij, o.a. dat de voorgevel eruit geslagen was. “doodsnood geeft kracht”. We kunnen nu naar buiten, het water blijft komen. Nog maar even wachten, want binnen is het nog een beetje temperatuur.
Het water blijft stijgen, niet ver meer van het plafond. De dominee deed zijn zoveelste gebed, maar we zaten allen maar mat voor ons uit te staren. Nu besefte iedereen dat het echt fout zou kunnen gaan.

Op het dak in de ijzige kou
We moeten nu echt naar buiten op de dakkapel. Opa en Pa hebben gezien dat de voorgevel van de woning eruit geslagen is, maar dat wisten zij alleen en ze hielden wijselijk hun mond om het nog niet erger te maken. Een paar dekens gingen mee om ons nog wat warm te houden. Gelukkig zaten we in de luwte, zodat we de striemende wind wat minder voelden. Daar zeten we dan op enkele vierkante meters, Opa, Moeder, Vader, de Dominee, Mijn zus en ik. En nu maar afwachten wat er verder gaat gebeuren. Het water kwam nog hoger! Direct toen we buiten waren, probeerde Opa en Pa om hulp te bieden bij de naaste buren. Ze maakten ook een gat in het dak, maar dan van buitenaf. 

Twee oudere mensen, het vroegere schoolhoofd, samenwonend met zijn schoonzuster (noot HT: een omissie, het betrof zijn zus Kuintje Johanna de Jonge), omdat zijn vrouw overleden was. Ze waren oud, hij bijna blind en niet in staat om op de vliering te komen. Eenmaal binnengekomen en wat gaten in de plafonds gemaakt, ontdekten zij dat deze mensen half in het water stonden en ook nog aan de voorkant, waar de gevel weggespoeld was. Dus in de volle stroom en ijskoude wind. Niets anders te vinden dan een oude stofzuigerslang, probeerden ze met man en macht deze mensen naar boven te halen. Er was geen trapje of welk ander hulpmiddel dan ook om het anders te doen. Helaas kon de stofzuigerslang het zware doorweekte lichaam van deze man niet aan. Hij liet zich uitgeput en moedeloos zakken, daarna ook zijn zus. Alle hoop vervlogen. Verdronken! (noot HT: het moet op 01-02-1953 rond 16.30 uur zijn geweest). Opa en Pa kwamen zeer gedeprimeerd terug, maar spraken er niet over om ons niet nog banger te maken. 

INTUSSEN WAS DE NOORDGEVEL VAN HET BLOKJE VAN DRIE WONINGEN HELEMAAL WEGGESLAGEN. 
(Opmerking: het betrof de woningen Meidoornstraat 2, 4 en 6 nieuw) De zolderbalken en vloer hingen aan één kant helemaal schuin in het niets. De bewoners (noot HT: van Meidoornstraat 6) wisten gelukkig op één of andere manier bij ons op het dak te komen, met nog enkele aangespoelde mensen. Een draglinemachinist, bezig voor de Herverkaveling, woonde in een grote salonwagen aan het eind van het doodlopende straatje naast ons huizenblok. Ook hij wist zich met vrouw en kind via de buren bij ons te voegen. Het werd steeds drukker op het dak en de dakkapel.

Hulp was onmogelijk, toch zo dicht bij het Dorp en niemand die ook maar iets kon doen. Het water bleef stijgen, langzaam maar zeker. Het was inmiddels aardedonker. Het dak van de woning bewoog een beetje. Een teken dat het los kwam van de gevels.
Op dat moment besliste Pa dat zoveel mogelijk pannen in het water moesten, zodat het dak lichter werd en we een kans hadden weg te drijven in plaats van instorten. Toen ieder die dat kon daarmee bezig was, was het dak al enkele tientallen centimeters verschoven. Plotseling bonkte het dak een paar keer. Ik weet niet meer precies hoe laat in de nacht. De vloed kwam tot stilstand. HET ERGSTE WAS VOORBIJ!
We bleven nog lang op de dakkapel zitten met al onze angsten. Na uren zochten we de beschutting van de vliering weer op. Ik weet nog dat mijn zus en ik toen nog wat hebben geslapen. De rest natuurlijk niet!

LANGZAAM MAAR ZEKER KOMT ER MEER EN MEER BEWEGING 
Het hoge gedeelte van het Dorp was inmiddels drooggevallen. Iedereen die daartoe in staat was, timmerde aan vlotten en alles waarmee gevaren kon worden. Pa had net per 1 januari het timmerbedrijf van Opa overgenomen. Op het hogere daal van het Dorp stond een schuur vol met hout.

MAANDAGMORGEN VROEG. 
2 februari 1953. Het wordt weer licht, het water is een stuk gezakt, maar de storm giert nog steeds. Opa en Pa klimmen het dak weer op en zien tot grote opluchting Oma staan op het hoge gedeelte. Ontroerd zwaaien ze naar elkaar. Ook later staat zij daar steeds trouw op de uitkijk. Het is hemelsbreed maar zo’n klein stukje, maar om het in deze omstandigheden te bereiken is het nog héél ver! Geduldig moeten we nu het verdere verloop maar afwachten, maar de hoop om gered te worden wordt steeds groter. De dominee bidt dan ook minder!

DAN KOMT EINDELIJK DE REDDING! 
Met een kano wordt geprobeerd een lijn over te brengen. Eerst tegen de wind in peddelen, dan voorzichtig afdrijvend naar ons huis. Degene die dit deed was later zo vermoeid dat hij eerst een paar uur moest slapen. Het touw was binnen en vastgebonden aan de trapboom. Daarna werd een dikker touw doorgetrokken en goed vastgebonden. Toen kwamen enkele stoere dorpsgenoten met een vlot langs het touw naar ons huis. Omdat de voorgevel eruit was, kon het vlot tot tegen de trap aankomen. Iedereen wilde natuurlijk direkt mee, zodat het vlot minstens 20 cm zakte, wat niet kon. Iemand zei: Eerst vrouwen en kinderen, de rest voor de volgende reis. Zo zijn we in 2 maal naar het Dorp gebracht. Het laatste stukje werd ik nog in de kano geladen en naar het Dorp gepeddeld. Waarom weet ik niet meer, maar je vergeet het nooit. 

Wat waren we toen opgelucht, ieder veilig droog. 
OMA WACHTTE ONS OP!

DINSDAG 3 februari 1953.
Het water was nu lager, de vloed was gelukkig ook niet meer zo hoog geweest, zodat ook het hoge gedeelte van het Dorp droog bleef. Omdat het zo’n klein gebied was wat droog stond, liepen er veel mensen in de straat en op de afritten. Steeds maar kijkend naar bootjes en vlotten die aankwamen met drenkelingen die gered waren. Soms een gelukkige Vader of Moeder die een kind of familielid terugzag, maar ook huilende mensen die hoorden dat iemand was verdronken. In mijn herinnering speelden hier de meest emotionele taferelen. 

HOOP, GELOOF, ANGST, GELUK, en INTENS VERDRIET! 
Dit aanzien kan en zal ik nooit meer vergeten.

Bezoekadres

Weg van de Buitenlandse Pers 5, Ouwerkerk

Openingstijden

Open van 10.00 tot 17.00 uur.

Let op: de kassa sluit om 16.15 uur.