Grevelingendam
De Grevelingendam ligt tussen Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland en omsluit samen met de Brouwersdam het Grevelingenmeer.
De Grevelingendam was en is nog steeds nodig om de stroming bij de Haringvlietdam, Brouwersdam en Oosterscheldekering te verminderen.
De Grevelingendam in cijfers
- Gebouwd tussen 1958 en 1965
- 6 kilometer lang
- Een schutsluis en een tweezijdige spuisluis
- Langs het grootste zoutmeer van West-Europa (11.000 hectare)
Ontstaan
De Grevelingendam is het vierde Deltawerk, dat als belangrijkste functie had om de bouw van de toekomstige Haringvlietdam, Brouwersdam en Oosterscheldekering makkelijker te maken. Het water stroomde daar te krachtig om de zeearmen af te sluiten. In de Grevelingen stroomde het water minder snel en een dam in dit water zou de stroming op de andere plekken verminderen. Nog steeds zorgt de Grevelingendam ervoor dat de waterkeringen dichter bij de Noordzee niet te veel belast raken.
De Grevelingendam verbond voor het eerst Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland met een autoweg. Daarnaast werd er ook voor het eerst ruimte gemaakt voor recreatie en natuur bij de dam. Er is door de bouw 3.000 hectare land drooggevallen dat een natuurgebied is geworden.
Bouw
De bouw begon in 1958 met de aanleg van de schutsluis bij Bruinisse. In 1960 startte de bouw van de eigenlijke dam. De rustige stroming in de Grevelingen maakte de Grevelingendam een geschikt project om diverse technieken te oefenen. In het ontwerp werden daarom drie technieken toegepast: opspuiten met zand, het laten afzinken van caissons en het storten van betonblokken.
Eerst werd zand opgespoten op de zandbank de Plaat van Oude Tonge, die bij eb al droogviel. Deze zanddam overbrugde al een aardig deel van de oversteek en werd meteen ingericht als werkeiland.
Hierna werd met caissons, enorme, holle betonnen constructies, het zuidelijke gat opgevuld. Ook bij de Zandkreekdam waren caissons gebruikt, dus dit was een kans om die techniek te perfectioneren. In latere projecten (bijvoorbeeld de Veerse Gatdam) zouden nog vaak caissons worden gebruikt, maar dan doorontwikkelde ‘doorlaatcaissons’. Deze doorlaatcaissons konden tijdens het afzinken water laten passeren, zodat de stroming ze niet wegvoerde voordat ze op hun plek lagen.
Toen bleef het noordelijke deel van de dam over. Hier was de bodem niet geschikt voor caissons, dus ontstond het idee om het stroomgat vol te storten met betonblokken, stenen en asfaltafval. Hiervoor werd een kabelbaan gemaakt tussen het werkeiland en Goeree-Overflakkee. Grote gondels voerden het puin aan en lieten ze in het water vallen. De techniek was een succes en werd later ook gebruikt bij de aanleg van de Brouwersdam en de Haringvlietdam. Hiervoor werd zelfs dezelfde kabelbaan opnieuw opgetuigd!Â
Op 1 april 1965 kon minister Van Aartsen van Verkeer en Waterstaat trots de Grevelingendam openen.
Grevelingenmeer
Nadat in 1971 ook de Brouwersdam was voltooid, ontstond tussen de twee dammen het Grevelingenmeer. Het water stond van de ene op de andere dag stil. Dit maakte het water brak, een mengeling van zoet en zout, waardoor verschillende planten- en diersoorten verdwenen. Kleine schelpdieren gingen binnen een paar dagen dood en planten die afhankelijk waren van zoutwater legden eveneens het loodje. Binnen een paar weken na de afsluiting dreven overal rottende planten en dieren.
Om de natuur te herstellen, opende Rijkswaterstaat in 1978 een sluis in de Brouwersdam, de Brouwerssluis. Het zeewater stroomt daardoor weer het Grevelingenmeer in en uit. Het meer is hierdoor met 11.000 hectare het grootste zoutwatermeer van West-Europa geworden.
Langzaam komen planten en dieren weer terug in het gebied. Schollen kunnen weer ongehinderd vanuit de Grevelingen naar de Noordzee zwemmen en de oester, die leek te zijn uitgestorven, keerde terug. In de diepere lagen van het Grevelingenmeer is echter te weinig zuurstof voor het onderwaterleven. Daarom zijn er plannen om met openingen in de dam beperkte eb en vloed terug te brengen die het water verversen.Â
Op andere plekken in het Grevelingenmeer is de natuur veranderd, zoals op de grond die is drooggevallen door de beperkte getijden. Scholeksters verdwenen uit dat gebied en werden afgewisseld door kluten, strandplevieren, bontbekplevieren en dwergsterns. Nu is de Hompelvoet, een eiland in de Grevelingen, met 3000 broedparen een van de grootste broedplaatsen geworden voor grote sterns in het deltagebied.
Flakkeese sluis
Aan de noordelijke kant van de zanddam werd in 1983 de Flakkeese Spuisluis aangelegd. Deze was nodig om zoutwater naar de Oosterschelde aan te voeren, zodra de Oosterschelde afgesloten zou zijn van de Noordzee. Toen de Oosterschelde toch een open kering werd, bleek de Flakkeese Spuisluis overbodig.
20 jaar later werd een nieuwe functie gevonden voor de sluis. In januari 2016 werd de Flakkeese Spuisluis gerenoveerd met een tweezijdige spuiverbinding tussen de Oosterschelde en het Grevelingenmeer. Hierdoor kan het Grevelingenmeer worden ververst met zoutwater uit de Oosterschelde. Dit zorgt voor meer zuurstof in het water van het oostelijk deel van het Grevelingenmeer.Â