Oosterscheldekering


Plaats: verbindt Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland
Bouwperiode: tussen 1967 en 1986
Lengte: 9 kilometer
Functie: stormvloedkering/weg (N57)

De Oosterscheldekering is een van de meest indrukwekkende waterbouwkundige objecten van Nederland. Nooit eerder is een constructie gemaakt van zulke enorme afmetingen.

Historie
De Oosterscheldekering mag wel het icoon van de Deltawerken worden genoemd. Het ontwerp en de bouw spreken tot verbeelding. Over de hele wereld is de Oosterscheldekering bekend. Men spreekt weleens van het ‘achtste wereldwonder’. Het is een immens bouwwerk geworden dat op ieder bezoeker altijd weer indruk maakt.
Het begon zo duidelijk: in het Deltaplan was voorzien dat ook de Oosterschelde zou worden afgesloten met een dam. Zo begonnen in 1967 de werkzaamheden die gericht waren op een volledige afsluiting. Er werden werkeilanden aangelegd op de reeds aanwezige zandplaten en de geulen ertussen zouden worden volgestort met behulp van de kabelbaan, eerder al bij de Grevelingendam en de Brouwersdam toegepast. Totdat zo rond 1970 de discussies begonnen.
De schelpdiervisserij in Yerseke, de zeezeilers en de milieubeweging kwamen elk om hun eigen reden in actie. Het ging ten eerste om het verlies van de schelpdierteelt (mosselen, oesters) als de Oosterschelde geen getijdebeweging meer zou kennen. Daarnaast was de onbereikbaarheid van de havens in het Oosterscheldebekken vanuit zee een probleem. Daarnaast was er de zorg om onherstelbare milieuschade in de Oosterschelde. De belangen werden gebundeld en er ontstond een krachtige protestbeweging: ‘Oosterschelde open’. De protesten bereikten natuurlijk ook Den Haag. Regeringspartij PPR verbond zich met de doelstellingen van de actievoerders. Het kabinet besloot in 1974 de werkzaamheden aan de Oosterscheldewerken stop te zetten. Naar goed Nederlands gebruik werd een commissie ingesteld: de commissie Klaassez (oud-Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland) adviseerde om tot een half open kering te komen. In 1976 besloot de regering de Oosterscheldekering doorlaatbaar te maken. Het werk werd weer hervat, maar nu met een geheel ander ontwerp. Door het besluit om getijdewerking toe te laten in de Oosterschelde moesten er compartimenteringswerken worden aangelegd (Philipsdam, Oesterdam, Markiezaatskade). Zo werd er voldoende getijdebeweging bewerkstelligd en er werd een scheiding tussen zout en zoet water aangebracht. Het Volkerak-Zoommeer werd hierdoor zoet. Met de aanleg van een doorlaatbare kering bleven eb en vloed, maar in (door de mens) beheerste vorm. Vandaar de dichtregel bij de kering: ‘Hier gaan over het tij, de maan, de wind en wij’.
Het spreekt haast vanzelf dat bij de aanleg van zo’n innovatief bouwwerk zich de nodige tegenslagen voordeden. Ook de kosten bleken hoger: uiteindelijk kostte de kering 2,5 miljard! Maar op 4 oktober 1986 kon Koningin Beatrix de Oosterscheldekering in aanwezigheid van veel hoogwaardigheidsbekleders uit binnen- en buitenland in gebruik stellen. Hun namen zijn vermeld op een plaquette op de te bezoeken pijler (het dichtst bij het Topshuis).

Bediening
In het Topshuis bevindt zich de ‘rode knop’, waarmee de schuiven in de kering naar beneden gaan. Dit gaat hydraulisch (de hydraulische cilinders boven in de tekening) waardoor de schuiven ook naar beneden gedrukt kunnen worden (en uiteraard weer naar boven gehaald kunnen worden). De kering gaat dicht bij een waterstand van drie meter NAP. Het duurt ongeveer anderhalf uur voordat alle schuiven zijn neergelaten. Als om welke reden dan ook niet op de ‘rode knop’ wordt gedrukt, gaan de schuiven automatisch naar beneden, maar deze situatie heeft zich tot op heden nog nooit voorgedaan. De kering sluit niet hermetisch af: golfoverslag is mogelijk. Het is zichtbaar dat er tussen de pijlers die het dichtst bij het Topshuis staan geen schuif is aangebracht maar alleen stortsteen, waardoor er water doorheen kan stromen. Dat is verantwoord omdat de Oosterschelde voldoende bergend vermogen heeft, zoals dat genoemd wordt. Om diezelfde reden mogen maximaal 4 schuiven het niet doen. Gemiddeld gaat de kering 1x per jaar dicht, maar door de zeespiegelstijging zal dat in de toekomst vaker kunnen zijn.
Het bedienen, beheren en onderhouden van een beweegbare stormvloedkering vraagt bijzondere kennis. Nu zijn er meer (grote) beweegbare keringen, niet alleen in ons land maar ook in Engeland (Thames Barrier) en Rusland (St.Petersburg). Bij Venetië is de aanleg van een beweegbare kering nog niet voltooid. De beheerders uit die landen wisselen kennis en ervaring uit in het samenwerkingsverband dat I-Storm is genoemd.

Het ontwerp
Zoals hierboven al is aangegeven, was het de bedoeling om de Oosterschelde helemaal af te dammen. Het werk begon met de aanleg van twee werkhavens: op Schouwen-Duiveland (Schelphoek) en Noord-Beveland (Jacobahaven). Daarna volgden werkeilanden op de platen Neeltje Jans, Roggeplaat en Noordland. De geulen ertussen – Roompot, Schaar en Hammen – zouden met behulp van de eerder toegepaste kabelbanen worden volgestort. Na het besluit om van de Oosterscheldekering een doorlaatbare kering te maken, moest het ontwerp fundamenteel worden ‘omgegooid’. Nieuwe ontwerpen moesten worden gemaakt, waarbij voor het eerst ook gebruik werd gemaakt van computers.
Uiteindelijk is gekozen voor pijlers (65 stuks) met daartussen 62 stalen schuiven. De schuiven zijn 42 meter breed en 6 tot 12 meter hoog. De pijlers variëren ook in hoogte, 30 tot 40 meter, afhankelijk van de waterdiepte. Wie de rijen pijlers ziet, kan zich een (spiegel)beeld vormen van de waterdiepte eronder. Door de enorme eb- en vloedstromen door de kering waren de eisen aan de bodemgesteldheid hoog. De stabiliteit van de pijlers kende zeer nauwe tolerantiegrenzen: een paar centimeter. De bodem werd eerst verdicht met enorm lange trilnaalden. Daarop kwam een met zand en grind gevulde mat, waarna de pijlers konden worden geplaatst. Dit waren kolossale betonnen bouwwerken: hol, die na de plaatsing met zand werden gevuld. De matten dienden ook om erosie van de bodem als gevolg van de sterke stroming te voorkomen. Daarom zijn ze ook honderden meters lang vanaf beide zijden van de kering gerekend. Er werd rekening gehouden met het ontstaan van ontgrondingskuilen aan het einde van de mattenbodem doordat het water over de drempels en de matten van de kering heen ‘wervelt’. Over dammen en kering was de verkeersweg N57 gepland.

Het Topshuis, een ontwerp van Wim Quist, is het bedieningsgebouw. Van hieruit worden de schuiven bediend. Ook de noodstroomvoorziening (enorme dieselmotoren) is hier ondergebracht.

Tentoonstelling 'Oproer en protest' in de voorzaal van de Statenzaal, foto: Helm, W.F.

De bouw
Dat de bouw een megaklus zou worden, was wel duidelijk. Om het werk te kunnen uitvoeren, werd een combinatie gevormd van maar liefst 11 aannemers in De Oosterschelde Stormvloedkering Bouwcombinatie, in de wandelgang DOS Bouw genoemd. Met de aanleg van de werkeilanden kwamen ook de eerste stukken dam op die werkeilanden gereed. Een tijdelijke brug (waarvan het brughoofd op de kop van Schouwen nog te zien is) verbond het werkeiland met de vaste wal. Na het besluit om een doorlaatbare kering te bouwen, werd het werkeiland Neeltje Jans omgetoverd tot een reusachtige bouwplaats met bouwdokken waar de pijlers en de matten werden vervaardigd. De 65 pijlers werden in een continu proces (dag en nacht) gemaakt. De bouw van één pijler duurde ongeveer anderhalf jaar. Voor het verdichten van de te slappe bodem, om de pijlers te kunnen plaatsen en de matten te kunnen aanbrengen, werden unieke schepen ontwikkeld. De Mytilus met zijn trilnaalden die tot 15 meter in de zeebodem reikten, de Cardium als mattenlegger en de Ostrea om de pijlers te vervoeren en te plaatsen. De Macoma was het afmeerponton om alles exact op zijn plaats te krijgen. Met de grote kraan Taklift 4 zijn de schuiven ingehangen.
Als bijzonderheid kan worden vermeld dat de pijlers uiteindelijk ‘los’ op de bodem staan, maar wel stevig!

Doorsnede pijler, bron: Driemaandelijkse Berichten Deltawerken RWS
Oosterscheldekering Watersnoodmuseum

Ontwikkelingen
De aanleg van de Oosterscheldekering heeft tot gevolg gehad dat de eb- en vloedbeweging geringer is geworden dan toen de Oosterschelde nog geheel open was. Om die reden zijn ook de compartimenteringswerken aangelegd. Zo wordt het oppervlak van de Oosterschelde verkleind, waardoor er meer getijdewerking en stroming zou zijn. Niettemin doet zich het verschijnsel ‘zandhonger’ voor. Dat wil zeggen dat de zandplaten in de Oosterschelde (van belang voor o.a. de voedselvoorziening van vogels en rustplaats voor zeehonden) niet meer worden aangevuld omdat door de zwakker geworden stromingen het zand minder wordt opgewerveld en op de platen terecht komt. Rijkswaterstaat heeft daarom in 2019/2020 weer grote hoeveelheden zand laten aanbrengen op de Roggeplaat.
Hierboven is al geduid op de ontgrondingskuilen. Die waren voorzien en berekend bij het ontwerp. Ze bleken in 2011/2012 echter veel dieper te zijn geworden dan destijds berekend. Extra bestortingen met breuksteen werden daarom aangebracht om zettingsvloeiingen (zeg maar zandafschuivingen) te voorkomen.
Op het werkeiland Neeltje Jans is een attractiepark gekomen waar jaarlijks duizenden bezoekers komen. In één van de voormalige bouwdokken staat nog een (reserve) pijler die nu benut wordt als klimwand. In een ander dok (waar de matten zijn gemaakt) worden hangmosselen gekweekt, waarmee de bouwdokken nuttig zijn herbestemd. Inmiddels hebben ook grote windmolens hun intrede gedaan op de Oosterscheldekering, want wind is daar genoeg… In de kering zelf zijn proeven uitgevoerd met turbines die in de stroming werden gehangen om stroom op te wekken.
En……. als een windkracht 7 of meer wordt verwacht, wordt op de Oosterscheldekering het Nederlands Kampioenschap Tegenwindfietsen verreden. Op ‘gewone’ fietsen moeten deelnemers met terugtraprem en zonder versnelling zo snel mogelijk tegen de storm in over de kering fietsen. Afzien dus.

Zwaargewicht
Een pijler weegt zo’n 1,8 miljoen kilo. Wist je dat er 5 miljard kilo stortsteen is verwerkt en 450.000 kubieke meter beton? Hoeveel kruiwagens vol is dat wel niet?

Wist je dat tijdens de storm op 3 januari 2018 voor het eerst alle 5 stormvloedkeringen in Nederland (Oosterscheldekering, Maeslantkering, Hartelkering, Algerakering en Ramspol) tegelijk gesloten zijn?

Vandaag de dag
De Oosterscheldekering is destijds erop berekend dat die zeker 150 jaar mee zou kunnen. De vraag is nu of de klimaatverandering met een snellere zeespiegelstijging daarin verandering brengt. De verwachting is dat in ieder geval tot 2050 de kering het stempel ‘veilig’ krijgt. Dat betekent dat nu reeds wordt nagedacht over de periode daarna. Wat is dan de beste oplossing voor de waterveiligheid in de Zuidwestelijke Delta? Iets met de kering doen? Toch dijken rondom het Oosterscheldebekken versterken? Nog iets anders? We leunen dus niet achterover tot het 2050 is geworden, maar maken nu al scenario’s voor de toekomst. De Oosterscheldekering is een icoon geworden van de Deltawerken, die een reactie waren op de ramp van 1953. Het Deltaprogramma van nu wil rampen vóór zijn en geen reparatie achteraf aanbrengen.