Verhalen van ooggetuigen


In de jaren na de watersnoodramp is er weinig aandacht voor de mensen die erbij betrokken waren. Journalist Kees Slager is een van de eersten die de stilte verbreekt met zijn boek ‘De Ramp, een reconstructie van de watersnood van 1953’. Het boek is geschreven vanuit het oogpunt van ‘de gewone man’ en die komt dan ook uitgebreid aan het woord.

Meer aandacht
Ruim 10 jaar later, bij de herdenking van 50 jaar na de ramp, is er meer aandacht voor de slachtoffers en hulpverleners die de ramp hebben meegemaakt. De Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) heeft hun verhalen opgetekend.

Nog weer tien jaar later verzamelt Omroep Zeeland samen met het Watersnoodmuseum verhalen van ooggetuigen. Deze zijn uitgezonden in de aanloop naar de 60-jarige herdenking van de watersnoodramp.

Oral History, 1953
Oud-directeur van het Watersnoodmuseum Jaap Schoof – zelf ook ooggetuige – heeft het project ‘Oral History, 1953 het verhaal’ opgezet. Schoof spreekt met slachtoffers, redders en hulpverleners. Hoewel het project officieel in november 2013 is afgerond, komen er nog steeds verhalen binnen. Inmiddels beslaat het archief meer dan 300 interviews en 500 uitgeschreven herinneringen.
Deze zijn (in verkorte versie) te beluisteren in het museum en op deze pagina te lezen.

Slapend meisje onder water
BERGEN OP ZOOM – De vreselijke gebeurtenissen van de Watersnoodramp hebben soms een leven lang impact op iemands leven. Ook bij brandweerman Johannes Videler uit Bergen op Zoom. In die nacht van 1 februari 1953 redde hij medewerkers uit ijzergieterij De Holland. Zij werden diep in de nacht verrast door het water, dat maar liefst drie meter hoog stond. Videler kreeg veel dankbetuigingen voor zijn heldhaftige optreden tijdens de ramp en voor de vele mensenlevens die hij redde. Jarenlang had Videler moeite om deze vreselijke gebeurtenis te verwerken. De herinneringen aan die nacht gaven hem veel verdriet en slapeloze nachten.
Bijna 70 jaar later werden zijn herinneringen op papier gezet door zijn achterkleindochter Floor Pouw, die enorm geraakt was door zijn verhaal. Floor schreef hier op 14-jarige leeftijd een gedicht over, die ze voordroeg tijdens de Oral Historydag 2021 in het Watersnoodmuseum. Het aangrijpende gedicht is hier te lezen.

Lieve kinderen,
Voor alle duidelijkheid moet ik dit verhaal beginnen in juli 1952. Voor mijn studie moest ik een stage lopen bij de uitvoering van een gebouw in de categorie “grotere utiliteitsgebouwen.” Omdat ik tijdens de stage graag de weekeinden thuis wilde zijn, zocht ik een werk in Zeeland en wel bij de nieuwbouw van de elektriciteitscentrale in Vlissingen.
Dit werk stond onder leiding van het ingenieursbureau: Dwars, Heederik en Verhey en de architectuur en vormgeving werd bepaald in samenwerking met het architectenbureau Irs. Rothuizen en ’t Hooft gevestigd in Middelburg en Goes. Met beide bureaus had ik regelmatig telefonisch contact en bij het bureau Rothuizen en ’t Hooft in Goes kreeg ik altijd de 21 jarige Francien Duijnhouwer uit Goes aan de lijn, die daar werkte als secretaresse.
Ik vond haar erg aardig en telefoneerde vaker dan voor het werk noodzakelijk was…
Lees verder

Toen mijn opa, Martinus de Vin overleed in 1998 kwamen de verhalen naar boven. Zo was hij tijdens de ramp een week vermist omdat hij aan het zoeken was naar zijn moeder. In de nacht van de ramp is hij vanuit Nieuwerkerk naar het huis van zijn moeder in Oosterland gelopen, omdat bleek dat de dijken het niet meer hielden. Hij heeft toen zijn moeder en zijn
broer Ome Eduard naar Nieuwerkerk gestuurd. Mijn opa en oma woonden in Nieuwerkerk aan de Hoge Kerkstraat, hoog en min of meer veilig.
Mijn opa is nog even in het huis gebleven en heeft toen spullen nog naar een hogere verdieping gebracht. Ondertussen waren zijn moeder en oom Eduard bij de suikerfabriek in Nieuwerkerk aangekomen waar ze de vloed afwachten. Mijn opa’s moeder is daar verdronken en oom Eduard raakte daar vermist, hij is later gevonden in een lantaarnpaal.
Mijn Opa is opgepikt door een boot die hem naar Zierikzee bracht. Lees verder

In de alles verwoestende nacht van 31 januari 1953 heeft het kolkende water de levens van een heel gezin tot zich genomen, op één na.
De familie Weeda was destijds woonachtig aan de Slobbegorsedijk D241 te Heiningen een klein dorpje in het westen van Noord Brabant.
De enige overlevende waren Allegonda Weeda, de zuster van mijn schoonvader die ten tijde van de overstroming niet thuis was, en mijn schoonouders Gerrit Weeda die met zijn vrouw Annie Weeda-Langbroek en hun zoon Willem Weeda zes weken voor de noodlottige ramp verhuisden naar een eigen huisje dat op een hoger gelegen gedeelte van de Slobbegorsedijk, ik meen te herinneren D244, stond waar zij de ramp hebben overleeft.
Of dat nog niet het ergste was heeft mijn schoonvader zes weken na de ramp zijn vader en zijn zusje moeten identificeren die gevonden zijn in een sloot tegenover het ouderlijk huis, zijn moeder en zijn broertje waren wel eerder gevonden.
Lees het aangrijpende verhaal hier.

Het verhaal van Gommert A. Zoeteweij: Er klopt iets niet.
In oktober 1952 was ik zeven jaar geworden. We woonden op “den Achterweg” in Rilland Bath op de plaats waar je uit kunt kijken over de Mairestraat.
Op de late namiddag voor de Ramp kwam mijn vader thuis van zijn dienst. Het waaide hard maar dat gebeurde wel meer en niemand schonk daar aandacht aan.
“Er is iets vreemds aan de hand”, zei mijn vader tegen mijn moeder. “Toen ik in Bath was lieten de mannen op de dijk me iets zien: het zou bijna eb moeten zijn en het water was na het vloedpeil nog nauwelijks gezakt.” “Dat gaat niet goed, post”, hadden ze gezegd. “Hier komt een volgend tij overheen”. Mijn ouders praatten verder en ik herinner me dat mijn vader niet zo’n hoge dunk had van de toestand van de dijken. Mijn moeder was ongerust: er stond wellicht iets heel ergs te gebeuren… Lees het hele verhaal hier

Mijn moeder en ik woonden in 1953 in het Brabantse Heijningen en Fijnaart. Ik was toen net 8 jaar geworden. Op 31 januari 1953 gingen wij voor een paar dagen logeren bij mijn oom en tante op het eiland Tholen in de plaats Stavenisse. Mijn oom was bij de politie en had dienst die dag en avond vanwege de zware storm die al de hele dag over Zeeland raasde.
Ik was die middag al erg onrustig en vroeg mijn moeder: “er zal toch niks ergs gaan gebeuren?“, waarop mijn moeder zei: “natuurlijk niet”. De avond viel en ik herinner mij dat een er een hond erbarmelijk en onophoudelijk begon te huilen en te blaffen. Dit bleef constant aanhouden en de
hond werd niet stil. Toen ik naar bed moest was ik bang en hoorde nog steeds die hond en vroeg mijn moeder opnieuw: “mama, er zal toch geen overstroming komen?”
Rond half elf kwam mijn oom thuis en vertelde dat we onmiddellijk naar het Gemeentehuis moesten gaan vanwege gevaar voor dijkdoorbraak. Het Gemeentehuis van Stavenisse staat op het hoogste punt van Stavenisse, aan de haven.
Wat er toen allemaal gebeurde, zal ik nooit meer vergeten… Lees verder

GORINCHEM – Sommige gebeurtenissen blijven een mens zijn leven lang bij. Kees Osseweijer, nu woonachtig in de binnenstad van Gorinchem, maakte als zesjarig ventje de watersnoodramp in Zeeland mee. ,,Wat me nog het meest bijstaat is dat plotsklaps alles anders was. Wat je kent, is weg.’’
Lees het verhaal van Kees Ossewijer hier